Een paar jaar geleden heb ik de status van mijn fiets veranderd van decoratiestuk naar sportartikel. Waar ik een jaar of 20 geleden nog wat verbaasd en meewarig keek naar grijze, dikke mannetjes op een racefiets en niet snapte waarom ze dat in vredesnaam deden, besefte ik dat ik nu ook zo’n mannetje – een OMIL – was geworden. Misschien is dat wel de reden dat de meeste fietsers zo’n grote zonnebril dragen dat ze vrijwel niet herkenbaar zijn. Zo’n strak wielrennerpakje brengt de contouren immers wel erg goed in beeld.
Een eigenschap van mij is dat ik niet in staat ben om iets maar zozo te doen. Of ik ga ergens voor, of niet. Tel daarbij mijn queeste naar ‘wat beweegt mensen’ en je snapt dat ik niets kan doen zonder daarbij mijzelf te onderzoeken. Een paar argumenten waren snel gevonden: sommige van mijn pakken zaten strakker dan wat echt comfortabel was en mijn conditie op peil houden met alleen wandelen vraagt nogal wat tijd.
Ik had bedacht dat naar Katwijk heen en weer wel een aardige ‘test’ zou zijn, daarbij had ik ook bedacht dat ik die 25 km wel in een uur zou moeten kunnen rijden. Iets meer dan een uur later kon ik vaststellen dat mijn idee vrij aardig klopte. De zadelpijn daarna was daarmee vooral een langzaam wegebbende herinnering aan dat ik het toch maar mooi gedaan had. Wat ik wilde had ik gedaan en ik had er een goed gevoel over. Willen – Kunnen – Ervaren, de cirkel was weer rond.
Geheel in overeenstemming met mijn eerder genoemde eigenschap, was daarmee ook direct het hek van de dam. Het doel werd per direct bijgesteld naar ‘dat wil ik binnen het uur kunnen rijden’ en Noordwijk heen en weer werd de volgende uitdaging. Maar was nog iets anders gebeurd. Allerlei ‘delen van mij’ (ik noem ze ikjes) gingen zich er ineens mee bemoeien. Tijden moesten worden bijgehouden, er moest een schema komen, al mijn oude ikjes die nog iets wisten van trainingsleer stonden op, ikjes die zich met mijn voeding gingen bemoeien, ikjes die er iets van vonden toen ze door twee meisjes voorbij gereden werd, ikjes die eigenlijk geen zin hadden om te trainen met daartegenover weer ikjes die daar weer wat van vonden. Ikjes die smoesjes verzonnen als de gereden tijd wat matig was, zelfs ikjes die fietsen gebruikten als excuus om uit te stellen van wat andere ikjes eigenlijk die dag hadden moeten doen en niet te vergeten, de ikjes die steeds sneller wilden en steeds verder wilden…
Wat begon met een uurtje fietsen was al snel uitgegroeid naar (zelf-)onderzoek. Wat kan ik van fietsen over mijzelf leren, hoe kan ik de ervaring van fietsen gebruiken als ervaarbare metafoor voor het optimaliseren van processen binnen organisaties? Wat is er van fietsen te leren nadat je hebt leren fietsen? Hoe krijg je plezier in doen wat nodig is en vooral: hoe hou je het leuk?
Lukraak dus wat overwegingen en conclusies van de fietsosoof in relatie tot veranderen:
Doe geen concessies aan wat voor jou belangrijk is
Het gaat niet slecht, maar het kan wel beter. In dit geval gaf het verlangen ‘beter in mijn lijf zitten’ het idee om te gaan fietsen. Maar er zit nog iets voor dat begin. Iets dat te maken heeft met liegen, ontwijken, ontkennen, niet willen zien, niet willen erkennen. Iets dat er voor zorgt dat het ongemak wordt verloochend door ‘het valt wel mee’.
Dat is precies wat ik zowel bij veel organisaties zie als bij nogal wat mensen. Liever het ongemak vergoelijken en rationaliseren dan de inspanning leveren om het te veranderen. Het ‘kopen van de pijn’ kan op verschillende manieren. Veelgehoord zijn:
- Dat is belangrijk, daar moeten we nog eens naar kijken.
- We moeten vooral kijken naar wat wel goed gaat.
- Het komt door… (markt/economie/wetgeving enzovoort)
- Het is altijd goed komen, dat gaat nu ook wel weer gebeuren.
- Bij ons valt het nog mee, bij anderen gaat het nog veel minder.
- Er is geen tijd, ruimte of budget voor.
- We moeten eerst onderzoeken waardoor het komt.
Wezenlijk maakt het natuurlijk niet uit welke smoes je aan jezelf verkoopt om genoegen te nemen met iets waar je niet echt tevreden over bent. Ongeacht of dit jezelf als persoon betreft of dat dit binnen een organisatie gebeurt.
Objectief – gemeten door een sportarts – was ik inderdaad 1,8 kg te zwaar. Gaat nergens over, mag geen naam hebben of “valt wel mee” is dan erg dichtbij. Broeken een beetje laten uitleggen waardoor het pak weer lekker zit, was ook een oplossing geweest. Aan de andere kant wordt 1,8 kg te veel heel makkelijk 3, of 5 kg te veel. Nog steeds ver van corpulentie, maar wel steeds meer naar de “gevarenzone”. Het grootste gevaar hierbij is ‘goed vinden wat eigenlijk niet goed is’, waardoor het verval zich progressief ontwikkelt.
Tip is dan ook om regelmatig te onderzoeken of ‘hoe je het graag ziet’ en hoe het werkelijk is, nog dicht genoeg bij elkaar liggen. Hoe gaat het echt op belangrijke levensgebieden als persoonlijke ontwikkeling, gezondheid, relaties en welvaart? Waar koop je pijn en ongemak terwijl je diezelfde energie ook kunt besteden aan de oplossing?
Wat kun je doen met wat je al hebt?
Het plaatje van hoe je het wel graag ziet, is over het algemeen snel gemaakt. Dit levert doorgaans een scala aan opties op die allemaal zouden kunnen werken. Zo is de expertise die nodig is om een organisatie weer optimaal te laten functioneren vrijwel altijd al binnen die organisatie aanwezig, maar wordt er nog geen effectief gebruik van gemaakt. Het is een valkuil waar je met een daverende klap in kunt tuimelen om iets te bedenken wat je nodig hebt dat buiten je bereik of mogelijkheden ligt. “Ik zou het wel willen veranderen, gevolgd door een aantal mitsen en maren”.
De kunst is om zo min mogelijk energie, tijd en geld te besteden aan het eerste onderzoek. De vergelijking met fietsen is hier eenvoudig, ik had die fiets al jaren maar had er nooit veel mee gedaan. Werkelijk onderzoek was de eerste rit: zou ik het halen, zou ik er plezier in hebben? Met direct daarna de kakofonie van ik-jes. Bij een verandering van de manier van werken binnen een organisatie, heb ik het nog nooit anders meegemaakt. Iedereen vindt dat het beter moet kunnen, iedereen wil ook dat het beter gaat… tot het moment dat er gefietst gaat worden. Dan komen de verborgen ikjes ineens uit alle hoeken en gaten. Ikjes die ineens enthousiast worden en zich inzetten en ikjes die naar uitvluchten en alternatieven zoeken.
Doe zo min mogelijk en zorg dat het leuk blijft
Veranderingen aanbrengen betekent niet dat het normale leven ineens stopt: “Tijdens de verbouwing gaat de verkoop gewoon door”. Toch vraagt verandering om tijd een aandacht. De kunst van een geslaagde verandering zit dan ook voor een belangrijk deel in ‘zo min mogelijk doen en zorgen dat het leuk blijft’.
Het is heel eenvoudig uit te rekenen hoeveel calorieën de verbranding van 1,8 kg vet oplevert om vervolgens uit te rekenen op welke belasting ik hoeveel tijd zou moeten fietsen om dat te doen. De kunst is om dat dan in een schema te zetten dat voldoende ambitieus is – waar ik wel progressie kan ervaren – maar niet zo zwaar dat het ten koste gaat van andere zaken die ook belangrijk zijn.
Efficiency is belangrijk, ook – of misschien wel vooral – in verandertrajecten. Zicht op wat draagt bij aan de realisatie en op wat tegen werkt. In deze vergelijking was het zeer behulpzaam om mijn kennis van fietsen wat bij te spijkeren. Dat trainen op een lage intensiteit meer effect heeft dan ‘hard gaan’ wist ik al. Wat voor mij nu een lage intensiteit was… geen idee. Mijn laatste sportkeuring was meer dan 20 jaar terug. Meten is weten… dus een inspanningsonderzoek. Verder wat internetonderzoek om erachter te komen dat een hoge cadans effectiever is dan ‘stoempen’. Beetje cijferwerk levert dan op dat de ideale training is om boven de 90 omwentelingen per minuut te trappen met een hartslag die onder de 145 blijft.
Ironisch genoeg koste de ideale inspanning vrijwel geen inspanning. Inmiddels is de afstand verlegd naar Noordwijk heen en weer (35 km), en ben ik eerder fit dan vermoeid als ik terug kom. Waardoor ik op een (voor nu even) laatste conclusie kom:
Focus op wat er nodig is en laat het resultaat gebeuren
Twee waarden zijn voor mij belangrijk die ik tijdens de training ook goed in de gaten hou: hartslag en cadans. Natuurlijk zijn er ook ikjes die hard willen gaan en ver willen gaan. Het aardige is: dat komt dan als vanzelf. Mijn doelen voor dit seizoen waren best ambitieus. Mijn gemiddelde snelheid is fors omhoog gegaan net zoals de afstand die ik ‘aan kan’. Het was soms niet eenvoudig om ingehaald te worden terwijl ik wist dat ik sneller kon. Focus op eigen tijd en eigen tempo was belangrijker.
Gaat het uiteindelijk om resultaat? Jazeker. Na de testrit had ik zowel qua afstand en qua gemiddelde snelheid een behoorlijk ambitieus doel gesteld. Tijdens de training was het de kunst om me daar niet mee bezig te houden, niet op m’n snelheidsmeter te kijken, wel de aandacht te houden op cadans en hartfrequentie. Met als gevolg… Niet alleen mag ik volgend seizoen mijn ambitie opwaarts bijstellen, belangrijker nog is dat ik plezier heb gekregen in het fietsen zelf. Wat eerst ‘moest’, is nu vooral ook prettig om te doen.
De werkelijkheid (weer) in overeenstemming zien met hoe je graag wilt dat het is. Er wordt veel over gesproken, er zijn veel boeken over geschreven. Iedere situatie is toch weer anders en levert in principe weer stof op voor een nieuw boek. Tegelijkertijd is iedere situatie ook weer hetzelfde. Als je de wetmatigheden snapt die erachter zitten, gaat het eigenlijk als vanzelf… Als je merkt dat het bij jou niet als vanzelf gaat en wat adequate hulp kunt gebruiken, ben je van harte welkom!